Pak het eens anders aan, kies voor meer ‘onbewust’ leren

“Het is bizar. Geen zwemleraar snapt er iets van! Onze zoon zwemt inmiddels, na al heel lang oefenen, zo’n 7 meter onder water. Maar zodra het zeil er hangt plonst hij het water in en blokkeert hij. Soms komt hij meteen al boven zonder onder water te zwemmen of hij komt voor het zeil al naar boven. Een groot onderdeel van dit probleem is dat hij zijn ogen weigert open te doen onder water. Duikbril maakt hierin ook geen verschil. Tips zijn welkom.” 

Een reactie van een moeder op Facebook. Wat kan hier aan de hand zijn? Het blijft altijd gissen. Mar het lijkt duidelijk  dat de jongen heel erg gefocust is op het zeil. Het kan bijna alleen maar fout gaan, het is spannend, er is sprake van enige stress. Daarnaast is het lastig om onder water te kijken. Dat maakt dat een positief resultaat moeilijk wordt bereikt.

Het is de moeite waard om eens te kijken wat de jongen doet als de focus wordt veranderd. En we (lesgevers, ouders) met z’n allen minder bewust bezig zijn met het halen van het eindresultaat (het lukt of mislukt). Probeer het kind meer onbewust en gevarieerd te laten leren. Dit kun je bijvoorbeeld zo doen:

  • Kies het tegenovergestelde, maak het verassend en gek: je mag niet door het gat in het zeil zwemmen, zwem eens om het zeil heen, klim er eens overheen.
  • Koppel het ‘duiken’ los van het ‘door het zeil zwemmen’. Laat het kind vanuit zwemmen door het zeil gaan.
  • Leg meerdere zeilen neer en vraag: kijk maar of je door de gaten in de zeilen kunt gaan. Geef het kind de ruimte om te experimenteren. Op welke manieren kun je door het gat in het zeil? Doe zelf ook mee. Wissel ondiep en diep water af.
  • Oefen het onder water kijken op een onbewuste manier, maak er een spelletje van.
  • Kijk waar het kind vooral nieuwsgierig naar is en probeer daar op in te spelen. Doe een wedstrijdje (wie is het eerste door het gat?), maak samen een verhaal, maak van ‘door het zeil gaan’ een avontuur, breng puzzelstukjes van de ene naar de andere kant van het zeil.

Op deze manier ligt de focus meer op het proces dan op het eindresultaat. Een andere aanpak, de moeite waard om uit te proberen.

Kijk voor meer tips in het boek Leren zwemmen is leuk! Je kunt het hier bestellen.

Help! Mijn kind durft niet te duiken.

Samen leren zwemmen kopsprong-2

Afgelopen week ontving ik via deze website ‘Samen leren zwemmen’ de volgende vraag van een moeder:

“Hallo, mijn kind durft niet te duiken vanaf de kant. Ze moet voor haar B diploma duiken, maar ze durft het steeds niet. Moet ik mijn kind dwingen? Of haar juist van zwemmen afhalen? Help!”

Voor iedereen die deze situatie herkent, dit is het antwoord dat is verstuurd.

Nog te moeilijk

Jouw kind durft (nog) niet te duiken, maar moet het wel steeds proberen. Mijn uitgangspunt is dat ze wordt ‘overvraagd’, de opdracht is nog te moeilijk. Het lijkt mij voorspelbaar dat jouw dochter een aantal vaardigheden die het gemakkelijker maken om te gaan duiken ook nog niet (goed) beheerst. Ze vertrouwt zichzelf in ieder geval niet en vindt zwemmen vast en zeker helemaal niet (meer?) leuk.

Je kunt aan (zelf)vertrouwen en plezier werken op verschillende manieren. Ik ga er van uit dat na stap voor stap oefenen, een duik een uitdaging voor jou kind kan worden. Want als je iets leuk vindt en je denkt dat het je wel kan lukken, dan wil je het ook wel proberen!

Ik adviseer je om samen met je kind te gaan ‘spelen’ tijdens recreatief zwemmen. Je kunt ook overleggen met de lesgever die de zwemles verzorgt.

Een aantal tips

Ga kijken wat voor jouw kind werkt:

  • ga vooral niet duiken!
  • laat je kind bepalen wat jullie gaan doen en wissel eventueel af: jij doet iets voor, zij doet iets voor.
  • ga naar het ondiepe en doe spelletjes onder water: dingen van de bodem halen, handstand maken, dieren nadoen (vooral dolfijnen), onder de benen of een liggend(e) moeder/kind doorzwemmen.
  • ga naar het halfdiepe (bij voorkeur waterdiepte van 1.40 of zo) en spring (samen) op allerlei gekke manieren in het water. Doe elkaar om de beurt na.
  • probeer de bodem aan te raken en maak daar een spelletje van. Leg ook hier materiaal op de bodem en probeer het van de bodem te halen (wie heeft het eerst twee ringen?)
  • ga daarna naar dieper water (2 meter of dieper) en doe hetzelfde. Op gekke manieren in het water gaan, bijvoorbeeld ook elkaar nadoen. Maak voor de gein en afwisseling ook eens een duik, kijken hoe je kind daar op reageert. Probeer de bodem aan te raken. Wie is het eerst weer boven? Haal dingen van de bodem (op 3 meter diepte is dit wel lastig).
  • laat je kind eens door je benen ‘zwemmen’. Of door een hoepel (eerst springen mag ook). Boots daarna het gat na (hoepel verticaal in het water houden).
  • daag je kind zo nu en dan uit om een duik te maken. Kijk hoe ze daar op reageert. Maar wees ook heel voorzichtig. Als je kind teveel druk ervaart, hanteer dan het uitgangspunt: zij is er nog niet aan toe.

Het kan tijd kosten, maar het kan ook snel gaan! Ik wens jullie heel veel speel- en zwemplezier. Succes!

Ook een zwemlesprobleem?

Stel je vraag via het contactformulier, leg de situatie kort uit en je ontvangt persoonlijke tips.

Wat doe je als je kind angstig is?

Noor

Onze poes mist haar staart. Ze kan zich gelukkig prima redden. Maar haar ongeluk heeft een groter probleem opgeleverd: ze is angstig en wil bijvoorbeeld absoluut niet meer in haar ‘reismand’. Zodra ze de mand ziet, maakt ze dat ze wegkomt.

Vorige week liep ze opeens mank door het huis. Wat doe je dan? Even aanzien en toen toch de dierenarts gebeld. In de avond was het zover. We mochten komen! Maar hoe kregen we haar in de mand? De oplossing bleek uiteindelijk simpel. We duikelden een paar kattensnoepjes op, legden ze in de mand en ‘kat in het bakkie’.

Beloning als redmiddel?

Jammer genoeg werkt het bij kinderen meestal niet op deze manier. Wat doe je met kinderen die heel erg bang zijn? Gooi je snoepjes in het water en zullen ze daar op reageren? Het is mogelijk, maar meestal lukt het niet om kinderen die werkelijk angst voelen, met een beloning (extrinsieke motivatie) ‘in beweging’ te krijgen.

Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van een moeder, die op Facebook na het lezen van een tip over watervrij zijn concludeerde: ‘Onze dochter is dus niet watervrij. Veel punten durft ze niet of ze is heel erg bang. Heel erg.’ Ik opperde dat ze misschien materiaal zou kunnen gebruiken om haar dochter ‘over de drempel’ van het zwembad (in de tuin) te krijgen. Haar reactie was veelzeggend. Dat zou vast niet lukken, gezien een eerdere ervaring: ‘Papa had ‘echt’ geld in zwembad gegooid. Als ze het opdook mocht ze een ijsje halen. Helaas, ‘doe het zelf maar’, zei ze’.

Ontstaan van angst

Waarom zijn kinderen bang om in het water te gaan? Hoe ontstaat (kinder)angst? In een artikel over kinderangsten wordt een mooie opsomming gegeven. Fantasie kan er toe leiden dat je kind niet door het ‘gat in het zeil’ durft. Bijvoorbeeld omdat hij of zij bang is voor wat er achter het zit. Misschien is er in het verleden iets heel vervelends gebeurd, waardoor je kind in paniek is geraakt en geen vertrouwen (meer) heeft.

Belangrijk in zulke situaties is dat je als ouder de gedachten van je kind erkend. Als je kind denkt dat er een monster achter het zeil zit, zeg dan niet: ‘nee joh, hoe kom je er bij, dat kan helemaal niet!’. Beter is om samen een oplossing te vinden om te checken of de gedachte van je kind wel klopt. Ga samen door het gat of ga allebei aan een kant van het gat staan of zwemmen en zoek elkaar dan op.

Ontdek de interesse van je kind

Erken je kind. Kijk of je je kind met kleine stapjes toch ‘in beweging’ kunt krijgen. Laat je kind het tempo bepalen. Probeer te ontdekken waar de interesse van je kind ligt. En onthou, een ‘beetje bang’ zijn om iets uit te proberen is niet erg, juist heel functioneel. Er is dan sprake van uitdaging en een gezonde spanning ‘zal ik wel, zal ik niet’. Hoe dit werkt wordt mooi verbeeld in het filmpje ‘Dare’.

Materiaal heeft vaak een enorme aantrekkingskracht en draagt op die manier bij aan uitdaging. Voor sommige kinderen kan geld (wel) werken als stimulans om het water in te gaan, voor andere kinderen is een bal ‘het einde’. Materiaal kan de aandacht misschien even van de angstige gedachten afleiden. Soms werkt het ook om de lievelingspop of –knuffel mee te nemen in of bij het water. En dan ‘een show te geven’ wat er allemaal mogelijk is in het water.

Aangeleerd gedrag

Wees je er van bewust dat je zelf, als ouder, ook een belangrijke rol kunt spelen in het ontstaan van angst bij je kind. Wanneer je zelf angst hebt dat er iets ergs kan gebeuren en/of water helemaal niet leuk vindt, breng je dat heel snel over op je kind. Het kind associeert jouw reactie met de situatie. Een soort stimulus –respons. Angst ontstaat als (dan?) een aangeleerde reactie. Dit kan extreme gevolgen hebben, zoals werd aangetood in het experiment met ‘kleine Albert’. Een baby kreeg een rat te zien en hoorde tegelijkertijd een hard geluid. De baby werd bang voor ratten en andere pluizige dieren. Een gezonde baby werd in een maand een angstig wrak.

Gelukkig kan een aangeleerde  (negatieve) reactie ook weer worden afgeleerd. Bijvoorbeeld door de vervelende (re)actie te vervangen door een prettige ervaring. Dat kan bijvoorbeeld ook een (positief) compliment zijn. Voorkom dat zo’n compliment alleen over het resultaat van een inspanning gaat (het effect). Het is beter om feedback te geven op de inspanning die een kind levert. ‘Wow, wat ben jij een doorzetter’, ‘wat heb je dat goed geprobeerd’. Maar daarover een volgende keer meer!

Blijft je kind wel boven?

DSC_0379-1

En dan is het moment aangekomen. Je gaat met je kind naar het diepe, zonder bandjes. Samen oefenen. Maar dan slaat de schrik je om het hart. Je ziet je kind worstelen om boven te blijven. Komt dat wel goed? Je verwacht min of meer dat hij onder water zal verdwijnen . Het liefst ga je weer naar het ondiepe of wil je je kind vastpakken. Je beheerst je, maar toch, voor je gevoel kan het zinken elk moment beginnen. Hoe zit dat eigenlijk met boven blijven? Met drijven en zinken?

Theorie

Drijven kun je zien als ‘je laten tillen door het water’. Het water heeft namelijk de unieke eigenschap dat er sprake is van opwaartse kracht. Het water duwt je als het ware omhoog. Wanneer die opwaartse kracht groter is dan de zwaartekracht, blijven we boven water. De opwaartse kracht wordt vooral bepaald door het volume van het lichaam dat in het water is. Het volume van het lichaam heeft ook invloed op de soortelijke massa (massa gedeeld door volume).

Drijven of zinken?

De soortelijke massa van water is 1. De soortelijke massa van de gemiddelde mens is 0,97. Dat betekent dat wanneer de mens in het water is, er altijd 3% van het gehele lichaam boven water blijft. De soortelijke massa wordt lager als we diep inademen. Dan is er dus een groter deel van ons dat boven water blijft. De soortelijke massa van mensen met een hoog vetpercetage is ook veel lager dan die van gespierde spijkers zonder vet. Daarom drijven iele, lange jongens minder gemakkelijk dan de meeste meisjes.

Wanneer je onder water wilt komen en vooral ook wilt blijven, is het handig om rustig uit te blazen. Jouw soortelijke massa wordt dan groter dan 1, waardoor het lichaam gaat zinken. Je kunt natuurlijk ook een loodgordel omdoen, dan wordt de soortelijke massa nog hoger en gaat het zinken een stuk sneller. Wanneer je boven water wilt blijven, helpt (diep) inademen enorm. Tijdens het uitademen zak je weer een beetje. Het is daarom handig om het ‘boven blijven’ te ondersteunen met (stuw)bewegingen van armen en benen die er voor zorgen dat je ‘omhoog’ komt. Dit wordt dan watertrappen genoemd.

Horizontaal liggen?

Watertrappen kost behoorlijk veel energie. Veel slimmer is het daarom om ‘op de rug’ te gaan drijven. Je profiteert dan optimaal van de opwaartse kracht. Er is wel een complicerende factor. Wanneer je op de rug gaat liggen, merk je dat je benen naar beneden zakken. En voor je er erg in hebt, hang je diagonaal of verticaal in het water. Dit heeft te maken met de koppeling tussen het opdrukpunt en het zwaartepunt. Aan beide kanten van deze punten is sprake van respectievelijk evenveel opwaartse- en zwaartekracht. Hoe verder die twee punten van elkaar liggen, hoe sneller je benen zullen zakken. Bij mannen gebeurt dit zakken veel sneller dan bij vrouwen.

foto 2foto 5

Horizontaal blijven liggen

Wat kun je doen om het zakken van de benen tegen te gaan? Je kunt proberen je armen en je benen ’te verplaatsen’. Bijvoorbeeld door je handen boven je boven het hoofd te brengen. Of je benen te buigen. Het zwaartepunt zal dan verplaatsen. Je ligt heel stabiel wanneer je de armen en benen spreidt (als een sterretje liggen). Toch kunnen ook dan de benen nog zakken. Daarom is het handig om het zakken tegen te gaan door met je benen een beetje te stuwen (trappelen). Daardoor kom je weer horizontaal te liggen. Met je handen moet je dan wel een ’tegenbeweging’ maken, anders ga je vooruit/verplaatsen en ben je niet meer aan het drijven.

_DSC2062_bewerkt-2

Wat kun je hier mee?

Drijven houdt dus in dat je op de plaats kunt blijven liggen. Tijdens het samen leren zwemmen kun je dit op allerlei manieren oefenen met je kind. Hier een paar tips:

  • leer je kind ’te spelen’ met de ademhaling, ga drijven met een volle hap lucht, wissel dit af met uitblazen, kijk of je ‘dobbertje’ kunt spelen (net niet onder water verdwijnen door steeds een nieuwe hap lucht te nemen en dan weer uit te blazen)
  • leer je kind om in dieper water vanuit verschillende situaties op de rug te draaien (in het water springen, na het baantje schoolslag zwemmen etc.)
  • combineer het ‘op de rug draaien/liggen’ met ‘op je eigen manier verplaatsen’ naar de kant
  • leer je kind ’te spelen’ met drijven, ga samen drijven en kijk bewust naar wat er gebeurt. Hoe snel en ver zakken jouw benen? En hoe zit dat met je kind?
  • doe spelletjes als ‘wie kan het langst drijven op de plaats?’
  • geef je kind uitleg waarom hij of zij drijven leert, maak afspraken wat je kind kan doen als het per ongeluk een keer in het water valt of er iets onverwachts gebeurt tijdens het zwemmen (draaien en op de rug gaan liggen)
  • maak een verhaal waar jullie samen in spelen (er was eens een jongetje, dat wilde niet onder water verdwijnen……) en oefen alles wat met drijven te maken heeft.

 

 

Zijn zwembandjes voor jouw kind nodig?

Toeval bestaat niet. Deze week zijn we een weekje ‘op een vakantiepark’ neergestreken. Met zwembad. Dat betekent zo veel mogelijk iedere dag even zwemmen. Vooral lummelen en de nieuwe onderwatercamera uitproberen. Even een paar banen zwemmen voor mezelf is er niet bij, met z’n allen is het leuker. Ik overwoog om mijn blog een weekje op te schuiven, maar het zwembad wierp me een mooi onderwerp in de schoot.

Drijfmateriaal als hulpmiddel

Zaterdag bedacht ik voor Facebook een (eerste) tip over het gebruik van hulpmiddelen. Altijd een lastig punt. Tijdens het leren zwemmen worden hulpmiddelen variabel gebruikt. Sommige zwembaden werken met drijfpakjes, andere met zwembandjes, kurken of helemaal niets. De materialen zijn voor leren zwemmen in diep water een must en van groot belang voor de veiligheid. In ondiep(er) water worden ze ook gebruikt, ze kunnen dan een positieve bijdrage leveren aan het leerproces. Uiteindelijk gaat het er om dat je kind zich zonder hulpmiddelen in het water kan redden. Als het goed is, wordt daarom tijdens de zwemlessen ook genoeg zonder materiaal geoefend.

Ouder in de buurt, bandjes overbodig

Ik ben er een groot voorstander van om tijdens het samen zwemmen met je kind, geen hulpmiddelen te gebruiken. Ik heb te vaak ouders gezien die hun kind, met zwembandjes om de armen, uitdagen om door het gat in het zeil te gaan. En als het dan niet lukt, wordt er gerust even meegeduwd. Doe het niet! Drijfmateriaal is bedoeld om boven te blijven, er mee onder water gaan is onmogelijk en kan hele nare ervaringen opleveren. Drijfmateriaal is voor ‘samen leren zwemmen’ helemaal niet nodig. Als ouder ben je constant in de buurt van je kind, je bent veiligheids- en hulpmiddel in één.

Zwembadregels

Hier zit dan het lastige punt. Bij het overgrote deel van de zwembaden is tijdens het recreatieve zwemmen het gebruik van zwembandjes verplicht. Een belangrijke preventieve maatregel. Te vaak verliezen ouders hun kind uit het oog. De bandjes zijn er voor de veiligheid, want een ongeluk zit een klein hoekje. Het kwam ook naar voren in een reactie op de Facebooktip: bandjes moeten om!

Toezicht ouder cruciaal

Het is begrijpelijk, toch heeft het ook een keerzijde. Want waar is de rol van de ouder? Feit is dat je volgens mij als ouder je kind nooit uit het oog mag verliezen tijdens het zwemmen. Ook niet als je kind bandjes draagt. Bandjes bieden geen echte veiligheid, ook mét kunnen er zomaar ongelukken ontstaan. Wanneer je bij je kind blijft en echt ‘samen zwemt’, zijn die bandjes niet per se nodig! Gelukkig zijn er inmiddels al veel zwembaden waar tijdens de speciale zwemoefenuren materiaal ‘thuis mag blijven’.

Omdenken

In het zwembad van mijn vakantiepark is geen toezichthouder aanwezig en er is niets verplicht. Het park stelt gratis zwembandjes ter beschikking. Er staat een bak klaar. Ik spotte zondag deze prachtige aankondiging in de hal. De tekst past onbedoeld prachtig bij mijn boodschap. Die houden we er in!

bandjes

Ziet je kind er nog een gat in?

Door het gat

Het is bij ons ook gebeurd. Mijn zoons gingen al na zo’n maand of drie zwemles door ‘het gat’. Toch kregen ze er in de loop van de zwemlessen een hekel aan. ‘Ik wil niet door het gat’, ‘Hoef ik deze keer niet door het gat?’ ‘Ik wil niet voor C, want ik kan niet door het gat’. Het lag niet aan de vaardigheid, het zat in ‘het hoofd’.

Het gat in het zeil, de nachtmerrie van menig ouder en kind. Een snel googlerondje brengt titels als ‘Het grote enge gat’ en ‘dochter redt het gat maar niet’. Hoe kan het toch dat kinderen zoveel moeite hebben met het gat? Kan dat gat niet worden geschrapt?

Waarom ‘het gat?’

De proef ‘door het gat in een zeil’ (opgenomen in het A, B en C diploma van het Zwem-ABC) is ontwikkeld om te toetsen of een kind dat diep(er) onder water gaat zichzelf onder water kan oriënteren en de weg naar boven weer kan vinden. De proef is ontstaan vanuit de gedachte dat een kind dus diep genoeg onder water moest gaan, de ogen onder water open moest durven/kunnen doen om te kijken en door stuwing weer naar de oppervlakte moest kunnen zwemmen. Wanneer je kind deze proef met succes afrondt, is de kans groot dat hij of zij ook onder een bootje of surfplank niet in paniek raakt en gewoon kan wegzwemmen.

Succesfactoren

De kans dat de proef lukt en een kind door het gat gaat is groter wanneer de verschillende onderdelen worden beheerst. Het gaat dan om:

  • gewend zijn aan het gat
  • diep onder water gaan en weer boven kunnen komen
  • een afstand onder water kunnen zwemmen
  • met de ogen open het gat kunnen vinden.

Het beheersten van de ‘kopsprong’ (met een duik het water in) maakt het een stuk gemakkelijker om het gat te halen. Je komt dan als vanzelf diep onder water en door een goede afzet overbrug je al de eerste meters.

Spanning en (meestal) daaraan gekoppeld het inhouden van de adem zorgt vaak voor problemen. Het kind komt dan te vroeg boven en meldt ‘dat het geen adem meer heeft’.

Wat kun je als ouder doen?

Probeer er achter te komen of er een speciale reden is waarom je kind niet durft of weerstand heeft. Is het ergens bang voor? Stel veel vragen, kruip in de huid van je kind. Lijkt het probleem dieper te liggen? Lees eens het blog van Nadine Carter.

Voorkom dat je tijdens het samen zwemmen alleen maar aan de slag gaat met de ‘totale proef’. Op die manier wordt de druk enorm en staat alleen het resultaat centraal. Wanneer het niet lukt, zal je kind weerstand ontwikkelen en er van overtuigd raken dat hij of zij het écht niet kan.

Weersta de neiging om je kind te helpen en een duw(tje) mee te geven om door het gat te gaan. Er ontstaat een sfeer van ‘dwang’, wat het leren eerder belemmert dan goed doet.

Creëer liever onsLeid liever eerst de aandacht af van het eindresultaat en oefen samen met je kind de afzonderlijke onderdelen van de proef. Op de Facebookpagina vind je daarvoor tips. Essentie is dat je kind de gelegenheid krijgt om uit te proberen en te oefenen en vooral succes beleeft. Hierdoor worden het zelfvertrouwen en plezier groter.

Samen

En natuurlijk wordt het nog leuker als je zelf actief meedoet. Ga zelf ook eens door het gat. Of wacht op je kind ‘aan de andere kant van het gat’. Zwaai onder water naar je kind of steek je hand door het gat. Zo leid je de aandacht af van het eindresultaat en wordt de kans op succes en plezier aanzienlijk vergroot.

Spelen is leren

_DSC9915

Ik kon het niet laten. Mijn beide zonen hebben samen met mij op zwemles gezeten. We deden, samen met 11 andere ouders en kinderen, mee aan de les ‘leer uw eigen kind zwemmen’ van Ankyzwemmen in Leeuwarden. Een perfecte leerschool, zeker voor mij.

We waren nog niet zo heel lang op les en bezig met ‘te water gaan’. T had er nog niet zo veel zin in. Zelfstandig springen zag hij al helemaal niet zitten. Dus stak ik steeds mijn hand braaf uit, hij sprong er naar toe en ik liet niet los. Hij mocht de regels bepalen, zelf werd ik steeds een beetje hopelozer. Hoe kreeg ik hem een stapje verder in het leerproces?

Spelen

Dat moment kwam sneller dan verwacht. Aan het eind van de les werd de mobiele glijbaan aan de rand van het bad geplaatst. T. keek ernaar en zijn gezicht klaarde op. Dát wilde hij ook! Mijn hersenen draaiden op volle toeren. Huh? Van de glijbaan? Realiseer je je wel dat…… Maar ik hield wijselijk mijn mond en T sloot enthousiast aan in de rij. Ik stond aan het eind van de baan, beheerste me en wachtte met vastpakken. Hij ging helemaal onder water, verdwaasd keek hij me aan. Was dit nou leuk of toch niet? Ik reageerde (natuurlijk) enorm enthousiast. ‘Wow, wat een leuke glijbaan en wat geweldig dat je daar af bent gegaan. En je kwam helemaal onder water!’ Het werkte, er kwam een glimlach en hup, daar ging hij weer.

Nuttig?

Ik sprak deze week met een ouder die vertelde dat zij het advies had gekregen om vooral met haar kind in het water te gaan spelen. Er klonk enige verontwaardiging in haar stem. Spelen associëren we blijkbaar met tijdverdrijf. Het is leuk, maar nuttig?

Ja! Kinderen ontwikkelen zich van jongs af aan door te spelen. We geven ze speelgoed, ze gaan er op af, doen ervaring op en leren. Ze merken er zelf niks van, het ‘gebeurt gewoon’. En dat is waar het volgens mij vooral om gaat. Dáár kunnen we tijdens het samen leren zwemmen gebruik van maken. Laten we de focus niet richten op ‘iets moeten’, maar laten we verleiden en zorgen voor uitdaging en onbewust ervaren. T. houdt van spelen en via de glijbaan doet hij precies datgene dat ik graag wil. Ik moet er gewoon zijn en vooral het vertrouwen niet beschamen.

Aan de slag

Laten we stoppen met ‘denken voor onze kinderen’. Want zij voelen zelf heel goed waar ze wel en niet aan toe zijn. Aan ons als ouders de uitdaging om situaties te creëren waarin het kind zich vrij voelt om te experimenteren. En waarin ze uitgedaagd worden om te leren. Dan is samen zwemmen leuk én effectief.